donderdag 7 oktober 2021

Special: Ontwerp 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn

Afgelopen 6 september heeft de minister haar ontwerp voor de maatregelen binnen het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn gepresenteerd. Het doel van deze maatregelen is om uiteindelijk aan de Europese normen te kunnen voldoen als het gaat om het programma nitraatrichtlijn en de Kader richtlijn Water. Met andere woorden; in enkele gebieden in Nederland ligt de concentratie Nitraat in het oppervlaktewater boven de normen, waarbij de voorgestelde maatregelen gericht zijn om uitspoeling tot een minimum te beperken om de normen te kunnen behalen.
De maatregelen die door de minister worden voorgesteld zijn zeer ingrijpend en zal grote gevolgen hebben op de dagelijkse bedrijfsvoering van alle agrarische bedrijven met uitschieters in bepaalde sectoren.
Hieronder geven wij een opsomming van de belangrijkste maatregelen en proberen wij een vertaalslag te maken wat dit zal betekenen voor bepaalde sectoren.
Tot en met 18 oktober is het voor iedereen, dus ook voor u, mogelijk om een zienswijze in te dienen, waarbij het belangrijk is dat u verwoord wat deze maatregelen voor impact hebben op uw bedrijfsvoering. Wellicht dat onze uitleg u daarbij kan helpen.  Uw eigen zienswijze kunt u mailen naar: planMER7eAP@minlnv.nl
Hopelijk geeft uw zienswijze bijdrage aan het politiek debat wat zal volgen alvorens deze plannen daadwerkelijk definitief worden.

Duurzame Bouwplannnen

    •         Rotatie met rustgewassen                                (zand, löss, klei, veen)
    •         Toepassen van vanggewassen                         (zand, löss,)
    •         Blijvend grasland op graasdierbedrijven           (zand, löss, klei, veen)
Verplicht basisniveau duurzame bouwplannen per 2023
  • Rustgewas in de rotatie 1 op 4 op alle percelen met referentiedatum 2023
  • Vanggewassen na de hoofdteelt op 60% van het areaal op zand en löss
  • Minimaal 60% rustgewas op het areaal in gebruik bij graasdierbedrijven

Verplicht eindniveau duurzame bouwplannen per 2027

  • Rustgewas in rotatie 1 op 3 op alle percelen met referentiedatum 2023
  • Vanggewassen na de hoofdteelt op 100% van het areaal op zand en löss.
  • Minimaal 70% rustgewas op het areaal in gebruik bij graasdierbedrijven waarvan minstens de helft permanent grasland (>5 jaar)

Rustgewas (nog niet definitief): Gras, granen, luzerne, Klaver, Sorghum, Tagetes en vezelgewassen, 
Uitzondering: Korte intensieve teelt (max 3 maanden) gevolgd door lange teelt rustgewas (minimaal 7 maanden)
Vanggewassen (alleen zand en löss): Voor 1 oktober zaaien of een wintergraan voor 31 oktober.
Ook is onderzaaien is mogelijk.
Alternatief voor vanggewassen is ook een winterteelt. Een lijst moet nog komen. In ieder geval Gras of wintergranen.

Bufferstroken
Vanaf 1 januari 2023 moet langs alle watergangen een zo genaamde bufferstrook worden aangelegd die in ieder geval is ingezaaid met een vanggewas als bijvoorbeeld gras. Zwarte bufferstroken zijn niet toegestaan. Deze maatregel geldt voor alle grondsoorten en alle bedrijven.
  • Bij ecologisch kwetsbare waterlopen = 5 meter brede bufferstrook
  • Bij overige watervoerende wateren = 2 meter brede bufferstrook
  • PS. Hierbij geldt een maximum van 5% van het areaal van een perceel.
Waterbeheerders dienen aan te geven welke watergangen als ecologisch of als overig worden betiteld. Waterbeheerders kunnen ook aangeven waar bufferstroken niet nodig zijn.
Verder geldt dat er voor deze stroken geen gebruiksnormen en dus mestplaatsingsruimte van toepassing is.

Overige maatregelen 
  • Actualisatie gebruiksnormen per 2023, met daarbij een extra norm voor Löss en aftrek voor onderwerken en dus nalevering vanuit vanggewassen.
  • Vanaf 2023 geen gebruiksnormen voor vanggewassen (groenbemesters)
  • Mogelijk vanaf 2023 geen extra stikstof bij bovengemiddelde opbrengst
  • Advies bemesting op basis van droogte en verwachte capillaire werking
  • Vanaf 2024 komt er een herziening van de grondsoortenkaart. Dat betekend dat wellicht enkele percelen die nu onder de norm klei vallen terug gezet worden naar zand.
Combinatie met Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Veel van bovengenoemde maatregelen komen vanaf 2023 in meer of mindere mate terug in de basisvoorwaarden (conditionaliteit) voor de basispremie en de vrijwillige deelname aan de Eco-regeling. De minister geeft dan ook aan dat financiële consequenties van bovengenoemde maatregelen enigszins gecompenseerd worden binnen het GLB.
De vraag is vervolgens wanneer van bovengenoemde maatregelen uiteindelijk binnen het definitieve maatregelen pakket de scherpe randjes worden afgehaald, of de maatregelen via het GLB alsnog worden toegepast. De vraag is vervolgens wanneer van bovengenoemde maatregelen uiteindelijk binnen het definitieve maatregelen pakket de scherpe randjes worden afgehaald , of de maatregelen via het GLB alsnog worden toegepast. Het enigste verschil is dan dat u als bedrijf zijnde daar een keuze in hebt.

Vertaling naar praktijk
Wat betekenen deze maatregelen nu voor uw bedrijf. Hieronder proberen wij per sector de belangrijkste impact te beschrijven zoals wij dat vanuit ons klantenbestand kunnen benaderen. Uiteraard kan dat per bedrijf weer afwijken. Het gaat dus om de grote lijnen. Daarnaast verwachten wij dat de maatregelen ook gevolgen hebben voor veel bedrijven in de rest van de keten, dus afnemers. Denk hierbij aan COSUN, Avebe, Aviko etc etc.
 
Veehouderij
De grootste impact voor de veehouderij gaat hem zitten in de bufferstroken. Afhankelijk van het aantal kilometers watergangen op het bedrijf geeft dit een verminderde mestplaatsingsruimte wat op die beurt weer gevolgen heeft voor de mestverwerkingsplicht en Verantwoorde groei Melkveehouderij (grondgebondenheid). De maatregel Rotatie met rustgewassen gaat gevolgen hebben voor de jaarlijks opvolgende teelt van mais op vaste percelen. De teelt van Mais zal in een rotatie moeten meedraaien op een bedrijf. Vanaf 2027 dient 50%  van het areaal grasland op het bedrijf te bestaan uit blijvend grasland. Het wordt dus steeds lastiger om jaarlijks een gedeelte van het areaal te verhuren aan een collega agrariër voor de teelt van bijvoorbeeld pootaardappelen of bloembollen.
Goed om te weten is dat in de voorstellen bij de rotatie eisen, gesproken wordt over graasdierbedrijven. Hieronder vallen alle melkvee- en vleesveebedrijven, maar bijvoorbeeld niet schapen, geiten en paardenbedrijven.
 
Akkerbouw
Voor de akkerbouw brengen we een nuance aan voor de kleigronden en zandgronden. Voor beide geldt in ieder geval dat de verplichte bufferstroken een forse verkleining geeft van het beteelbare areaal. Als het gaat om de rotatie met rustgewassen geeft dit ook een forse inkrimping van areaal hoog renderende gewassen. Je kunt je bij sommige gewassen als bijvoorbeeld suikerbieten en fabrieksaardappelen dan ook afvragen of er nog wel ruimte in het bouwplan voor is. In ieder geval zal de rotatie eis met rustgewassen minder ruimte bieden voor grondruil met collega’s voor bijvoorbeeld teelten als bloembollen en vollegronds groente.
Voor de akkerbouw op zand percelen zal de impact nog groter zijn. In feite komt het er op neer dat vanaf 2023 60% en vanaf 2027 100% van het areaal op 1 oktober ingezaaid moet zijn met een vanggewas of voor 31 oktober met een wintergraan. Dit heeft forse invloed op het uitgroeien van het gewas en dus opbrengst. Ook de oogst verwerking en daarbij horende  logistiek komt hierdoor onder druk te staan.
 
Bloembollensector
Voor bedrijven met een reizende bollenkraam die jaarlijks grond gebruiken bij een veehouder of akkerbouwer zal er uiteindelijk minder grond beschikbaar zijn. Akkerbouwers zitten met de verplichte rotatie met een rustgewas, bij de veehouderij komt daar de verplichting van 50% blijvend grasland nog eens bij. Wanneer we kijken naar de bloembollenconcentratie gebieden als de bollenstreek en het Noordelijk zandgebied dan zal de verplichting voor het zaaien van een vanggewas voor 1 oktober en de rotatie verplichting met een rustgewas een behoorlijke impact en forse afname van het areaal te weeg brengen.
Bijzonder om te benoemen is dat in het ontwerp 7e AP Nitraatrichtlijn de bloembollensector en/of bloembollenconcentratiegebieden niet benoemd worden. Dit kan betekenen dat alle voorgenomen maatregelen ook voor deze specifieke gebieden gaan gelden, of dat er voor deze gebieden een uitzondering komt? Wij raden u aan om in eerste instantie uit te gaan van het eerste.
 
Vollegronds groenten sector
Ook de vollegronds groenten sector zoals wij die vanuit ons klantenbestand kennen is in grote mate afhankelijk van beschikbare gronden bij derden. Ook hier zal door de verplichte rotatie met rustgewassen het areaal fors afnemen. Daarnaast zal op de zandgronden de verplichte inzaai van vanggewassen voor 1 oktober een behoorlijke opbrengstderving en problemen in de verwerking en afzet geven. Hoe zal het gaan met winterteelten als Prei, Boerenkool en Winterbloemkool?
Op de kalkrijke kleigronden die specifiek geschikt zijn voor de koolteelt verkleint de rotatie verplichting met een rustgewas de beschikbaarheid van gronden.
Ook de vollegronds groentesector wordt net als de bloembollensector niet specifiek benoemd in het ontwerp 7e AP Nitraatrichtlijn.

Tot slot:
Ons werkgebied kenmerkt zich door een hoge mate van uitwisseling en samenwerking tussen de verschillende sectoren. Dat heeft in de loop der jaren geresulteerd in mooie gespecialiseerde bedrijven en een diversiteit binnen de regio. De voorgenomen maatregelen gaat gevolgen hebben voor die samenwerking. Het is dus van belang de concequenties van de maatregelen kenbaar te maken bij de minister, maar ook op zoek te gaan naar de mogelijkheden voor uw bedrijf binnen deze voorgenomen maatregelen.
Wij, Coen Knook en Arjan Zant, staan klaar om al uw vragen te beantwoorden en samen mogelijkheden te creëren en te onderzoeken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten