donderdag 7 oktober 2021

Special: Ontwerp 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn

Afgelopen 6 september heeft de minister haar ontwerp voor de maatregelen binnen het 7e actieprogramma Nitraatrichtlijn gepresenteerd. Het doel van deze maatregelen is om uiteindelijk aan de Europese normen te kunnen voldoen als het gaat om het programma nitraatrichtlijn en de Kader richtlijn Water. Met andere woorden; in enkele gebieden in Nederland ligt de concentratie Nitraat in het oppervlaktewater boven de normen, waarbij de voorgestelde maatregelen gericht zijn om uitspoeling tot een minimum te beperken om de normen te kunnen behalen.
De maatregelen die door de minister worden voorgesteld zijn zeer ingrijpend en zal grote gevolgen hebben op de dagelijkse bedrijfsvoering van alle agrarische bedrijven met uitschieters in bepaalde sectoren.
Hieronder geven wij een opsomming van de belangrijkste maatregelen en proberen wij een vertaalslag te maken wat dit zal betekenen voor bepaalde sectoren.
Tot en met 18 oktober is het voor iedereen, dus ook voor u, mogelijk om een zienswijze in te dienen, waarbij het belangrijk is dat u verwoord wat deze maatregelen voor impact hebben op uw bedrijfsvoering. Wellicht dat onze uitleg u daarbij kan helpen.  Uw eigen zienswijze kunt u mailen naar: planMER7eAP@minlnv.nl
Hopelijk geeft uw zienswijze bijdrage aan het politiek debat wat zal volgen alvorens deze plannen daadwerkelijk definitief worden.

Duurzame Bouwplannnen

    •         Rotatie met rustgewassen                                (zand, löss, klei, veen)
    •         Toepassen van vanggewassen                         (zand, löss,)
    •         Blijvend grasland op graasdierbedrijven           (zand, löss, klei, veen)
Verplicht basisniveau duurzame bouwplannen per 2023
  • Rustgewas in de rotatie 1 op 4 op alle percelen met referentiedatum 2023
  • Vanggewassen na de hoofdteelt op 60% van het areaal op zand en löss
  • Minimaal 60% rustgewas op het areaal in gebruik bij graasdierbedrijven

Verplicht eindniveau duurzame bouwplannen per 2027

  • Rustgewas in rotatie 1 op 3 op alle percelen met referentiedatum 2023
  • Vanggewassen na de hoofdteelt op 100% van het areaal op zand en löss.
  • Minimaal 70% rustgewas op het areaal in gebruik bij graasdierbedrijven waarvan minstens de helft permanent grasland (>5 jaar)

Rustgewas (nog niet definitief): Gras, granen, luzerne, Klaver, Sorghum, Tagetes en vezelgewassen, 
Uitzondering: Korte intensieve teelt (max 3 maanden) gevolgd door lange teelt rustgewas (minimaal 7 maanden)
Vanggewassen (alleen zand en löss): Voor 1 oktober zaaien of een wintergraan voor 31 oktober.
Ook is onderzaaien is mogelijk.
Alternatief voor vanggewassen is ook een winterteelt. Een lijst moet nog komen. In ieder geval Gras of wintergranen.

Bufferstroken
Vanaf 1 januari 2023 moet langs alle watergangen een zo genaamde bufferstrook worden aangelegd die in ieder geval is ingezaaid met een vanggewas als bijvoorbeeld gras. Zwarte bufferstroken zijn niet toegestaan. Deze maatregel geldt voor alle grondsoorten en alle bedrijven.
  • Bij ecologisch kwetsbare waterlopen = 5 meter brede bufferstrook
  • Bij overige watervoerende wateren = 2 meter brede bufferstrook
  • PS. Hierbij geldt een maximum van 5% van het areaal van een perceel.
Waterbeheerders dienen aan te geven welke watergangen als ecologisch of als overig worden betiteld. Waterbeheerders kunnen ook aangeven waar bufferstroken niet nodig zijn.
Verder geldt dat er voor deze stroken geen gebruiksnormen en dus mestplaatsingsruimte van toepassing is.

Overige maatregelen 
  • Actualisatie gebruiksnormen per 2023, met daarbij een extra norm voor Löss en aftrek voor onderwerken en dus nalevering vanuit vanggewassen.
  • Vanaf 2023 geen gebruiksnormen voor vanggewassen (groenbemesters)
  • Mogelijk vanaf 2023 geen extra stikstof bij bovengemiddelde opbrengst
  • Advies bemesting op basis van droogte en verwachte capillaire werking
  • Vanaf 2024 komt er een herziening van de grondsoortenkaart. Dat betekend dat wellicht enkele percelen die nu onder de norm klei vallen terug gezet worden naar zand.
Combinatie met Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Veel van bovengenoemde maatregelen komen vanaf 2023 in meer of mindere mate terug in de basisvoorwaarden (conditionaliteit) voor de basispremie en de vrijwillige deelname aan de Eco-regeling. De minister geeft dan ook aan dat financiële consequenties van bovengenoemde maatregelen enigszins gecompenseerd worden binnen het GLB.
De vraag is vervolgens wanneer van bovengenoemde maatregelen uiteindelijk binnen het definitieve maatregelen pakket de scherpe randjes worden afgehaald, of de maatregelen via het GLB alsnog worden toegepast. De vraag is vervolgens wanneer van bovengenoemde maatregelen uiteindelijk binnen het definitieve maatregelen pakket de scherpe randjes worden afgehaald , of de maatregelen via het GLB alsnog worden toegepast. Het enigste verschil is dan dat u als bedrijf zijnde daar een keuze in hebt.

Vertaling naar praktijk
Wat betekenen deze maatregelen nu voor uw bedrijf. Hieronder proberen wij per sector de belangrijkste impact te beschrijven zoals wij dat vanuit ons klantenbestand kunnen benaderen. Uiteraard kan dat per bedrijf weer afwijken. Het gaat dus om de grote lijnen. Daarnaast verwachten wij dat de maatregelen ook gevolgen hebben voor veel bedrijven in de rest van de keten, dus afnemers. Denk hierbij aan COSUN, Avebe, Aviko etc etc.
 
Veehouderij
De grootste impact voor de veehouderij gaat hem zitten in de bufferstroken. Afhankelijk van het aantal kilometers watergangen op het bedrijf geeft dit een verminderde mestplaatsingsruimte wat op die beurt weer gevolgen heeft voor de mestverwerkingsplicht en Verantwoorde groei Melkveehouderij (grondgebondenheid). De maatregel Rotatie met rustgewassen gaat gevolgen hebben voor de jaarlijks opvolgende teelt van mais op vaste percelen. De teelt van Mais zal in een rotatie moeten meedraaien op een bedrijf. Vanaf 2027 dient 50%  van het areaal grasland op het bedrijf te bestaan uit blijvend grasland. Het wordt dus steeds lastiger om jaarlijks een gedeelte van het areaal te verhuren aan een collega agrariër voor de teelt van bijvoorbeeld pootaardappelen of bloembollen.
Goed om te weten is dat in de voorstellen bij de rotatie eisen, gesproken wordt over graasdierbedrijven. Hieronder vallen alle melkvee- en vleesveebedrijven, maar bijvoorbeeld niet schapen, geiten en paardenbedrijven.
 
Akkerbouw
Voor de akkerbouw brengen we een nuance aan voor de kleigronden en zandgronden. Voor beide geldt in ieder geval dat de verplichte bufferstroken een forse verkleining geeft van het beteelbare areaal. Als het gaat om de rotatie met rustgewassen geeft dit ook een forse inkrimping van areaal hoog renderende gewassen. Je kunt je bij sommige gewassen als bijvoorbeeld suikerbieten en fabrieksaardappelen dan ook afvragen of er nog wel ruimte in het bouwplan voor is. In ieder geval zal de rotatie eis met rustgewassen minder ruimte bieden voor grondruil met collega’s voor bijvoorbeeld teelten als bloembollen en vollegronds groente.
Voor de akkerbouw op zand percelen zal de impact nog groter zijn. In feite komt het er op neer dat vanaf 2023 60% en vanaf 2027 100% van het areaal op 1 oktober ingezaaid moet zijn met een vanggewas of voor 31 oktober met een wintergraan. Dit heeft forse invloed op het uitgroeien van het gewas en dus opbrengst. Ook de oogst verwerking en daarbij horende  logistiek komt hierdoor onder druk te staan.
 
Bloembollensector
Voor bedrijven met een reizende bollenkraam die jaarlijks grond gebruiken bij een veehouder of akkerbouwer zal er uiteindelijk minder grond beschikbaar zijn. Akkerbouwers zitten met de verplichte rotatie met een rustgewas, bij de veehouderij komt daar de verplichting van 50% blijvend grasland nog eens bij. Wanneer we kijken naar de bloembollenconcentratie gebieden als de bollenstreek en het Noordelijk zandgebied dan zal de verplichting voor het zaaien van een vanggewas voor 1 oktober en de rotatie verplichting met een rustgewas een behoorlijke impact en forse afname van het areaal te weeg brengen.
Bijzonder om te benoemen is dat in het ontwerp 7e AP Nitraatrichtlijn de bloembollensector en/of bloembollenconcentratiegebieden niet benoemd worden. Dit kan betekenen dat alle voorgenomen maatregelen ook voor deze specifieke gebieden gaan gelden, of dat er voor deze gebieden een uitzondering komt? Wij raden u aan om in eerste instantie uit te gaan van het eerste.
 
Vollegronds groenten sector
Ook de vollegronds groenten sector zoals wij die vanuit ons klantenbestand kennen is in grote mate afhankelijk van beschikbare gronden bij derden. Ook hier zal door de verplichte rotatie met rustgewassen het areaal fors afnemen. Daarnaast zal op de zandgronden de verplichte inzaai van vanggewassen voor 1 oktober een behoorlijke opbrengstderving en problemen in de verwerking en afzet geven. Hoe zal het gaan met winterteelten als Prei, Boerenkool en Winterbloemkool?
Op de kalkrijke kleigronden die specifiek geschikt zijn voor de koolteelt verkleint de rotatie verplichting met een rustgewas de beschikbaarheid van gronden.
Ook de vollegronds groentesector wordt net als de bloembollensector niet specifiek benoemd in het ontwerp 7e AP Nitraatrichtlijn.

Tot slot:
Ons werkgebied kenmerkt zich door een hoge mate van uitwisseling en samenwerking tussen de verschillende sectoren. Dat heeft in de loop der jaren geresulteerd in mooie gespecialiseerde bedrijven en een diversiteit binnen de regio. De voorgenomen maatregelen gaat gevolgen hebben voor die samenwerking. Het is dus van belang de concequenties van de maatregelen kenbaar te maken bij de minister, maar ook op zoek te gaan naar de mogelijkheden voor uw bedrijf binnen deze voorgenomen maatregelen.
Wij, Coen Knook en Arjan Zant, staan klaar om al uw vragen te beantwoorden en samen mogelijkheden te creëren en te onderzoeken.

dinsdag 3 augustus 2021

Verbreding van onze advies diensten en wellicht subsidiabel

Onze expertise bestaat uit het verzorgen en ontzorgen van alle administratieve verplichtingen rondom agrarisch gerelateerde wetgeving en bemiddeling van agrarische productierechten. Zo kent u ons waarschijnlijk van het invullen van de gecombineerde opgave, bemestingsberekeningen en pacht-gerelateerde werkzaamheden.
Maar er is meer… Op het moment dat er registratie of formulieren van instanties aan te pas komen kunnen wij u ondersteunen. Ook het begeleiden van certificeringstrajecten is ondertussen aan onze expertise toegevoegd.
De laatste jaren hebben wij ingezet op bodemkunde en alles wat daarbij komt kijken.  Dit sluit mooi aan op de veranderende wet en regelgeving rondom Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, mestbeleid en pachtbeleid.
Voor veel van onze adviesdiensten hebben wij de landelijk erkende certificeringsstatus behaald. Daardoor zijn er voor u subsidiemogelijkheden om uw kennisvraag door ons te laten uitvoeren. Informeer bij ons naar de mogelijkheden.

Extra aanvraagperiode voorschot bedrijfstoeslag: 4 t/m 24 augustus

Voor het aanvragen van een voorschot voor de uitbetaling van de basis- en vergroeningspremie komt een extra openstellingsperiode, namelijk van 4 t/m 24 augustus 2021. Deze extra mogelijkheid is bedoeld om liquiditeitsproblemen te voorkomen bij bedrijven die getroffen zijn door de overstromingen in het zuiden van Nederland. Echter alle bedrijven in Nederland, die dit nog niet eerder dit jaar hebben gedaan, kunnen in deze periode het voorschot aanvragen.
Het voorschot wordt in de maand september uitbetaald.

Eco-regeling bij GLB vanaf 2023

Naast de basispremie kunnen bedrijven in aanmerking komen voor een vergoeding vanuit de ‘ecoregeling’. De ecoregeling is bedoeld om op landelijk niveau aan de Europese klimaat- en milieudoelstellingen te voldoen. Individuele bedrijven zijn niet verplicht om hieraan deel te nemen.
Wel is het zo dat bedrijven die mee willen doen aan de Eco-regelingen in ieder geval moeten voldoen aan alle voorwaarden van de Basispremie.

Thema’s ecoregeling
Om in aanmerking te komen voor een vergoeding vanuit de ecoregeling moet een bedrijf (extra) maatregelen nemen. Deze maatregelen moeten positief werken op een vijftal thema’s:

  • Klimaat.
  • Biodiversiteit.
  • Landschap.
  • Water.
  • Bodem.

Scoren op alle thema’s
De te nemen maatregelen moeten op alle thema’s voldoende scoren. Per thema wordt een minimumaantal punten vereist. Het aantal minimaal te behalen punten wordt gerelateerd aan de oppervlakte van het bedrijf. Hoe groter het bedrijf (meer oppervlakte) hoe meer punten een bedrijf minimaal moet halen om in een bepaalde ‘klasse’ te komen. Een hogere ‘klasse’ betekent een hogere vergoeding per hectare.

Vergoeding
Op basis van het aantal behaalde punten, kan een bedrijf in een bepaalde ‘klasse’ komen: ‘Brons’, ‘Zilver’ of ‘Goud’. De vergoedingen per hectare zijn nog niet bekend, maar eerder heeft LNV als indicatie genoemd:
  • Brons: € 110/ha.
  • Zilver: € 120/ha.
  • Goud: € 130/ha.

 Goud voor biologische bedrijven

Biologische bedrijven vallen automatisch in de klasse ‘Goud’. Deze bedrijven hoeven daardoor geen (extra) maatregelen door te voeren.

Geen vergoeding per maatregel

Zoals aangegeven wordt een vergoeding per ha vastgesteld. Er geldt daardoor geen vergoeding per toegepaste maatregel.

 Maatregelen

De maatregelen die in het kader van de ecoregeling kunnen worden ingezet, zijn nog niet definitief. In het NSP worden de definitieve maatregelen opgenomen. Op dit moment worden onderstaande mogelijke maatregelen genoemd:

  • Rustgewas, zoals granen en hennepvezel.
  • Vroeg oogsten rooigewas, zoals bieten.
  • Eiwitgewas, zoals bonen, luzerne en klaver.
  • Meerjarige gewassen.
  • Langjarig grasland.
  • Graslandrand.
  • Gras/klaver.
  • Kruidenrijk grasland.
  • Strokenteelt.
  • Mengteelt van twee of meer hoofdgewassen.
  • Groenbedekking tot het voorjaar / permanente groenbedekking.
  • Onderwerken van graszode zonder gebruik van bestrijdingsmiddelen.
  • Niet ploegen / niet scheuren.
  • Maximale veebezetting per hectare.
  • Houtige landschapselementen (heg, haag, houtwal en singel).
  • Ecologisch slootbeheer.
  • Groene braak.
  • Akkerranden.

Punten

Voor iedere maatregel kan een bedrijf op één of meer thema’s punten ‘scoren’. Daarbij zal de ene maatregel meer punten voor bepaalde thema’s scoren, dan een andere maatregel. Daarnaast geldt dat hoe meer van een bepaalde maatregel wordt uitgevoerd hoe meer punten gescoord kunnen worden.

Uitwerking en keuze bedrijf

Zoals aangegeven zijn individuele bedrijven niet verplicht om aan de ecoregeling deel te nemen. Om als Nederland aan de Europese doelstellingen te voldoen, is het wel van belang dat een behoorlijk aandeel van de bedrijven deel zullen nemen. Om bedrijven te stimuleren is de vergoeding vanuit de ecoregeling gebaseerd op de extra kosten, de gederfde inkomsten en een extra vergoeding. Bij deze berekeningen wordt uitgegaan van normbedragen, waardoor de financiële gevolgen voor het nemen van maatregelen per bedrijf sterk verschillend kunnen zijn.

 

Basispremie binnen GLB 2023 – 2027

Om vanaf 2023 basispremie te kunnen ontvangen, moet aan diverse basisvoorwaarden worden voldaan. Deze basisvoorwaarden worden ook wel “conditionaliteit” genoemd.
Alleen bedrijven die aan de voorwaarden voor de basispremie voldoen kunnen vervolgens in aanmerking komen voor de vrijwillige steun vanuit de Eco-regelingen en/of Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (Anlb). Volgens de huidige inschattingen zal de basispremie ongeveer € 235,- per hectare gaan bedragen.

 De voorwaarden voor de basispremie (conditionaliteit) bestaan uit:

  •           Beheerseisen, de randvoorwaarden 
  •      Normen voor een “goede landbouw- en milieuconditie” van de grond. (GLMC’s)

GLMC’s
Vanaf 2023 gaan waarschijnlijk 9 GLMC’s gelden. Hieronder leggen wij per GLMC uit wat deze inhoudt en wat de gevolgen kunnen zijn. In de laatste EU- verordenig is GLMC 5 komen te vervallen. Deze GLMC gaat over het duurzaam beheer van Nutriënten.

GLMC 1 Behoud van blijvend grasland
Het doel van deze voorwaarde is om het aandeel blijvend grasland op peil te houden. Aangezien in de concept-EU-verordening wordt aangegeven, dat het hier gaat om ‘een verhouding blijvend grasland ten opzichte van het landbouwareaal’ lijkt deze voorwaarde vergelijkbaar te worden met de huidige ‘blijvend graslandeis’ die op landelijk niveau van toepassing is.

GLMC 2 Bescherming van veengebieden en wetlands
De mogelijke gevolgen van deze maatregel zijn nog niet bekend, maar kunnen wel grote gevolgen hebben voor de desbetreffende gebieden. In het ‘Concept Nationaal Strategisch Plan’ is aangegeven dat een scheur-/ploegverbod ingesteld kan worden en/of alleen grasland en een natte teelt wordt toegestaan. Hierbij is een gebiedsgerichte vergoeding mogelijk.

GLMC 3 Verbod op het verbranden van stoppels
Het verbranden van (stro)stoppels is in Nederland al verboden.

GLMC 4 Bufferstroken
Deze voorwaarde houdt in, dat langs ‘waterelementen’ een bufferstrook van 3 meter moet komen te liggen. Op de bufferstroken mogen geen meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.
Uitzondering gebieden met veel sloten
Voor gebieden met veel sloten kan een uitzondering gemaakt worden. Deze uitzondering kan mogelijk voor bepaalde gebieden in Nederland gaan gelden. Of dit ook voor heel Nederland van toepassing zal/kan zijn is niet bekend. Deze onzekerheid maakt dat de impact van deze voorwaarde nog niet is in te schatten.

GLMC 6 Erosie tegengaan
Het tegengaan van erosie geldt voor gronden met een bepaald hellingspercentage. Deze regels zijn binnen het huidige GLB met name van toepassing voor percelen in de provincie Limburg. De verwachting is dat de voorwaarden vergelijkbaar worden met de huidige regels om erosie tegen te gaan.

 GLMC 7 Minimale bodembedekking

In de concept-EU-verordening is opgenomen dat in de ‘meest gevoelige periode(n)’ geen kale grond mag voorkomen. Het lijkt erop dat de teelt van (vang)gewassen in de winterperiode meer verplicht gaat worden. Daarbij is de belangrijke vraag hoe breed deze verplichting gaat gelden: hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met gewassen die (heel) laat in het jaar worden geoogst (bijv. bieten).


GLMC 8 Gewasrotatie en diversificatie
Op bouwland wordt het toepassen van gewasrotatie een basiseis. Bij gewasrotatie moet op perceelniveau jaarlijks een ander gewas worden geteeld. Verplichte gewasrotatie geldt niet bij meerjarige gewassen, grassen en ander kruidachtige voedergewassen en braakliggend land.
In bepaalde gebieden kan ook gekozen worden voor vruchtwisseling met peulvruchten of gewasdiversificatie (huidige vergroeningseis). Iedere lidstaat mag zelf bepalen of en hoe deze mogelijkheid wordt ingevuld.

Inzet rustgewassen?
Nederland moet nog besluiten hoe deze voorwaarde, onder Nederlandse omstandigheden, kan worden ingevuld. Hierbij wordt nadrukkelijk bekeken wat de opties zijn van rustgewassen (mede vanwege klimaat-, bodem- en wateropgaven). De impact van deze maatregel is nu nog niet in te schatten en zal ook per bedrijf behoorlijk verschillend zijn.

Vrijstelling
Bedrijven met tenminste 75% grasland of minder dan 10 ha bouwland en biologische bedrijven zijn vrijgesteld van deze eis.
GLMC 9 Niet-productieve oppervlakte of landschapselementen
Bedrijven worden verplicht om een minimum aandeel niet-productieve oppervlakte of landschapselementen aan te leggen of in stand te houden. Niet-productieve oppervlakte en landschapselementen zijn bijvoorbeeld groene braak, bufferstroken, gras- en akkerranden, oeverranden, sloten, houtopstanden en houtwallen.

Hierbij zijn drie opties mogelijk t.a.v. de minimumeisen voor niet-productieve oppervlakte:

    1.                4% van de oppervlakte bouwland.    
    2.          7% van de oppervlakte bouwland bestaande uit:

    - Tenminste 3% middels niet-productieve oppervlakte of landschapselementen.

    - Maximaal 4% middels vanggewassen of stikstofbindende gewassen. Beide hebben een weegfactor van 0,3.

     3.         7% van de oppervlakte bouwland bestaande uit:

    - Tenminste 3% middels niet-productieve oppervlakte of landschapselementen.

    - Maximaal 4% met maatregelen die ook binnen de ‘ecoregeling’ meetellen.


Maatregelen binnen ecoregeling
De tweede en derde optie zijn grotendeels gelijk aan elkaar. Het belangrijke verschil is, dat bij de derde optie de genoemde maatregelen ook ingezet kunnen worden binnen de ‘ecoregeling’. Als deze maatregelen worden toegepast binnen de conditionaliteit, dan mogen deze maatregelen ook meetellen bij het puntensysteem van de ‘ecoregeling’.

Inzet verplichte bufferstroken?
Op dit moment is nog niet bekend of de eventuele verplichte bufferstroken langs sloten (zie GLMC 4) ook ingezet kunnen worden om te voldoen aan de conditionaliteit. Als de bufferstroken (in bepaalde gebieden) verplicht worden, is dit echter wel onze verwachting, aangezien bestaande sloten en landschapselementen ook mee mogen tellen. Daarnaast kunnen op dit moment, onder voorwaarden, ook de verplichte teeltvrije zones als akkerrand meetellen binnen de huidige EA-vergroeningseis (ecologisch aandachtsgebied).

Effecten op bedrijfsniveau
Van diverse GLMC’s is nog lastig aan te geven wat de effecten op bedrijfsniveau zullen zijn. Dit hangt grotendeels af van de exacte Nederlandse invulling. Wel is duidelijk dat bedrijven meer inspanning zullen moeten leveren om aan de voorwaarden van de basispremie te kunnen voldoen. Vooral GLMC 4, 8 en 9 zullen naar verwachting in ons werkgebied een behoorlijke impact hebben. Terecht wordt door verschillende oragnisaties dan ook de vraag gestelt of agrariers bereid zijn bovenstaande inspanningen te leveren tegen de vergoeding die er tegenover staat.
Daarentegen heeft nederland de verplichting dit GLB uit te voeren omdat het onderdelen bevat vanuit verschillende europeese akkoorden, zoals het klimaatakkoord.
Het is voor de Nederlandse beleidsmakers dan ook van belang dat het gros van de Nederlandse landbouw mee doet aan het GLB. Dat laatste biedt perspectief voor een nog meer praktische benadering.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid vanaf 1 januari 2023

Onlangs is in Europa de nieuwe route voor de invulling van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid vanaf 1 januari 2023 vast gesteld. Naast het beschikbare budget is ook de invulling definitief goed gekeurd.  Anders dan in de vorige periode’s van de het GLB word er qua invulling nu ook veel overgelaten aan de afzonderlijke lidstaten.

Ieder lidstaat moet dan ook voor het eind van dit jaar zijn eigen nationale invulling in Brussel indienen in het zo genaamde Nationaal strategisch Plan. (NSP)
Omdat de hoofdlijnen vanuit Europa zijn vastgesteld en er vanuit Nederland onlangs een concept NSP is gepresenteerd zijn wij in staat een eerste doorkijk te maken naar de veranderingen in het GLB vanaf 1 januari 2021.

In onderstaand bericht gaan we eerst in op de hooflijnen voor de Basispremie en vervolgens beschrijven we hoe op hoofdlijnen de zo genaamde Eco-regelingen er uit gaan zien.
De betalingen zullen niet meer worden geregeld via het aantal beschikbare betalingsrechten, maar gaat over het totaal opgegeven hectares.

vrijdag 4 juni 2021

Nieuws vanuit bemiddeling Productierechten:

 Fosfaatrechten:

De bemiddeling in fosfaatrechten vindt het hele jaar door plaats. Zowel voor lease als kooprechten. Op dit moment vinden er redelijk wat transacties plaats. De 20% afroming bij overdracht blijft volgens de minister nog wel even gehandhaafd en het ziet er voorlopig niet naar uit dat deze terug gaat naar 10%. Wij krijgen vaak de vraag wanneer de beste tijdstip is om fosfaatrechten te kopen of te leasen. Dat is heel lastig te zeggen. Over het algemeen is de prijsvorming in deze periode stabieler en is die in het najaar veel meer onderhevig aan vraag en aanbod. Wanneer het bij u om grotere hoeveelheden gaat is wellicht spreiding van aankoop een goede strategie.

 LLB’s:

Afgelopen seizoen, dus voor het teeltseizoen 2021 eindigde uiteindelijk met veel vraag naar LLB’s terwijl er nauwelijks partijen werden aangeboden. Blijkbaar heeft dit te maken met een iets positievere toekomstverwachting van de suikerbietenteelt t.o.v. voorgaande jaren. Daarnaast hebben wij afgelopen jaar voor het eerst veel bemiddeld bij tijdelijke overdrachten van LLB’s Hierin ontstaat behoefte omdat bij enkele telers de LLB’s tijdelijk niet in het bouwplan past, waardoor men ruimte zoekt bij andere telers. Hiervoor hebben wij een heldere en bindende overeenkomst voor ontwikkeld die beide partijen duidelijkheid en garantie geeft. Op dit moment krijgen wij al weer de eerste vraag naar partijen LLB’s binnen voor teeltseizoen 2022. Mocht u voornemens zijn om LLB’s te verkopen, neem dan vrijblijvend contact met ons op!

Verbreding van Advies diensten en wellicht subsidiabel

Onze expertise bestaat uit het verzorgen en ontzorgen van alle administratieve verplichtingen rondom agrarisch gerelateerde wetgeving en bemiddeling van agrarische productierechten. Zo kent u ons waarschijnlijk van het invullen van de gecombineerde opgave, bemestingsberekeningen en pacht-gerelateerde werkzaamheden.

Maar er is meer… Op het moment dat er registratie of formulieren van instanties aan te pas komen kunnen wij u ondersteunen. Ook het begeleiden van certificeringstrajecten is ondertussen aan onze expertise toegevoegd.

De laatste jaren hebben wij ingezet op bodemkunde en alles wat daarbij komt kijken.  Dit sluit mooi aan op de veranderende wet en regelgeving rondom Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, mestbeleid en pachtbeleid.

Voor veel van onze adviesdiensten hebben wij de landelijk erkende certificerings status behaald. Daardoor zijn er voor u subsidiemogelijkheden om uw kennisvraag door ons te laten uitvoeren. Informeer bij ons naar de mogelijkheden.

Berekenen nu uw Bemestingsruimte.

Half september eindigt de uitrijperiode van vloeibare dierlijke mest. Doordat er nu percelen leegkomen en er wellicht een groenbemester gezaaid gaat worden is het een mooie gelegenheid om nog iets met dierlijke mest te doen. Bereken daarom nu uw bemestingsruimte 2021 en bepaal de mogelijkheden die het beste bij uw bedrijf past.
Het uitrijden van vaste mest op kleigronden (bouwland) is het gehele jaar toegestaan.
Wilt u weten wat voor mogelijkheden er voor uw bedrijf zijn, neem dan contact met ons op!


Nieuwe Pachtnormen per 1 juli 2021

 

Onlangs zijn de jaarlijkse nieuwe pachtnormen en veranderpercentages gepubliceerd voor reguliere pachtovereenkomsten. Deze wijzigingen gaan in per 1 juli 2021. De wijzigingen komen tot stand doordat de grondbeloning wordt gekoppeld aan een het vijf jaars gemiddelde inkomen van verschillende sectoren. Voor de veehouderij geldt dat een goed inkomensjaar (2014) is vervangen door een matig inkomensjaar (2019). Terwijl bij de akkerbouw een gemiddeld jaar is vervangen door een redelijk inkomensjaar (2019). Afhankelijk van de aanwezigheid en verdeling van verschillende sectoren in een regio is dan ook de pachtnorm naar boven of naar beneden bijgesteld. Zo zie je dat in de regio “IJsselmeerpolders” waar verhoudingsgewijs meer akkerbouw is, de pachtnorm met 16% omhoog gaat, terwijl in bijvoorbeeld de regio “Waterland en Droogmakerijen” waar vooral de veehouderij sector vertegenwoordigd is, de pachtnorm met 10% naar beneden is bijgesteld. Deze grote jaarlijkse fluctuaties geeft al jaren stof tot discussie bij zowel pachters als verpachters. Dit is een van de aanleidingen dat de minister heeft aangegeven dat het pachtstelsel hervormd dient te worden. Echter door het vallen van het kabinet is dit dossier controversieel verklaard en zal hopelijk door het nieuwe kabinet worden opgepakt.






 

donderdag 3 juni 2021

Wijzigingen in de Gecombineerde opgave doorgeven.

 

Heeft u van RVO een melding gekregen van “voorafgaande controles”?, dan kunt u deze aanpassen voor 23 juni. Vaak hebben deze controles betrekking tot (deels) dubbel opgegeven percelen, of meldingen dat de perceel grenzen buiten de topografische grenzen zijn ingetekend.

Wanneer een perceel in 2021 door u en iemand anders is ingetekend en deze wordt door beide voor 23 juni niet aangepast, dan zal dat gevolgen hebben voor de uitbetaling van betalingsrechten voor beide partijen.

Heeft u nog andere wijzigingen in de opgave zoals wijziging in gewas of aanpassingen van Brede weersverzekering. Dan kunt u dit doorgeven tot en met 8 juni.

Let op: wanneer u een perceel wilt toevoegen of vergroten, dan wordt dat gezien als een nieuwe opgave en is een korting van toepassing van 3% per werkdag, gerekend vanaf 15 mei

Voorschot op uitbetaling Betalingsrechten aanvragen tussen 8 en 30 juni

In verband met de Corona-crisis kunt u bij RVO een voorschot op de uitbetaling van de betalingsrechten aanvragen. Deze aanvraag kunt u indienen vanaf maandag 8 juni tot en met 30 juni. 

Het voorschot bedraagt € 300,- per betalingsrecht. RVO zal per 1 juli beginnen met het betalen van de voorschotten. 

De-minimissteun:

Het vervroegd uitbetalen van een deel van de bedrijfstoeslag betekent voor de desbetreffende bedrijven een fictief rentevoordeel (4%). Dit rentevoordeel is een vorm van ‘staatssteun’ en valt onder de zogenaamde ‘de-minimissteun’. 

Dit houdt in, dat dit financiële voordeel alleen mag worden behouden, indien bedrijven onder de ‘de-minimisgrens’ blijven. De aanvrager moet om deze reden bij de aanvraag verklaren te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. 

Dit houdt in, dat in periode van drie belastingjaren niet meer dan € 20.000 aan de-minimissteun is ontvangen (incl. het berekende rentevoordeel van het voorschot).

Diverse ‘kleine’ subsidieregelingen vallen onder de de-minimissteun. Dit geldt ook voor regelingen van lokale overheden. Belangrijk is daarom om na te gaan of een bedrijf de afgelopen jaren eerder de-minimissteun heeft ontvangen. 

Er is geen lijst beschikbaar van regelingen die hieronder vallen. Echter voor iedere regeling die hieronder valt geldt dat een ‘de-minimisverklaring’ ondertekend moet zijn; wellicht kunt u dit terugvinden in uw administratie.


zondag 7 februari 2021

Nieuws vanuit bemiddeling Productierechten

 Fosfaatrechten:

Op dit moment is op gebied fosfaatrechten nog niet veel handel. Potentiële kopers zijn aan het begin van het nieuwe jaar dan ook afwachtend.  wat dit voor gevolgen heeft voor de prijsvorming is lastig te zeggen. Op dit moment lijken de aantal transacties en prijsvorming een kopie van 2020

 LLB’s:

De  afgelopen maanden hebben wij in diverse partijen  LLB’s voor het teeltseizoen 2021 bemiddeld. De prijs op dit moment lijkt vrij stabiel, echter het aanbod begint nu wel op te drogen. Ook worden er partijen LLB’s gehuurd en verhuurd. Sinds dit seizoen beschikken wij over een contractvorm die wij in samenspraak met de buitendienstmedewerker van COSUN hebben ontwikkeld waarin de verhuur van LLB’s duidelijk wordt vastgelegd.

Betalingsrechten

De bemiddeling in betalingsrechten is weer begonnen. Zowel in koop als in huur. Voor de huur en verhuur van betalingsrechten hanteren wij een vergoeding van 50/50 van de totale uitbetaling. De vraag is of dat dit jaar ook zal zijn. Immers diegene die betalingsrechten kan gebruiken zal een afweging maken wat voor hem voordeliger is; Betalingsrechten kopen of huren. Dit aanbod moet dus enigzins in evenwicht zijn. De betalingsrechten bestaan nog 2 jaar. Vanaf 2023 vervallen deze en gaan we over naar een nieuw betalingssysteem voor directe betalingsen. Maar daarover later meer...

Vergroeningseisen: Hoe zat dat ook alweer?

Op gebied van de vergroeningseisen zijn er dit jaar weinig wijzigingen te verwachten, maar hoe zat dat ook alweer?
Wij zetten de belangrijkste eisen en invullingen nog even op een rijtje zetten. Voor de vergroening dient u te voldoen aan twee eisen.
Ten eerste de gewasdiversificatie. Dit houdt in dat u minimaal 3 verschillende gewassen dient op te geven. Tussen de 10 en 30 hectare bouwland zijn dat 2 gewassen. U bent voor deze eis vrijgesteld wanneer:
  • u maximaal 10 hectare bouwland inclusief tijdelijk grasland heeft;
  • meer dan 75% van uw bouwland bestaat uit tijdelijk grasland, braak, vlinderbloemige gewassen of een combinatie hiervan;
  • meer dan 75% van uw totale subsidiabele landbouwgrond bestaat uit tijdelijk of blijvend grasland;
  • u vorig jaar meer dan 50% van uw totale oppervlakte bouwland niet in gebruik had. En u dit kalenderjaar op elk perceel bouwland een ander gewas teelt dan vorig jaar.
  • Heeft u een biologisch bedrijf of is uw bedrijf voor een deel biologisch? Dan krijgt u vrijstelling voor het biologische deel van uw bedrijf. Voor het niet-biologische deel moet u wel aan de verplichting voor gewasdiversificatie voldoen.

Daarnaast dient u voor het areaal bouwland inclusief tijdelijk grasland 5% van het areaal te vergroenen. Dit kan op verschillende manieren. De meest voorkomende maatregelen zijn het invullen door:
·         een beteelde of onbeteelde akkerrand. (weegfactor 1.0)
·         het telen van een stikstofbindend gewas (weegfactor 1.0)
·         het telen van Olifantsgras (weegfactor 1.0)
·         het telen van een mengsel van groenbemesters na de hoofdteelt (weegfactor 0,5)

Voorbeeld:
U heeft 100 hectare bouwland. Voor uw EA-verplichting wilt u vanggewassen inzaaien met een weegfactor van 0,3. Dat betekent dat u 0,05 x 100 / 0,3 = 16,67 hectare moet inzaaien met vanggewassen.

zaterdag 6 februari 2021

Kennisvouchers en BAS-register

Ook in 2021 komen er weer enkele openstellingen waarbij agrariërs zogenaamde kennisvouchers bij RVO kunnen aanvragen ter waarde van € 1500,-. Hiermee kunnen zij een onafhankelijk adviseur inhuren die in het landelijke BAS-register staat. De kennisvoucher is inzetbaar op verschillende aandachtsgebieden die te maken hebben met bedrijfsontwikkeling en/of duurzame bedrijfsvoering. Ook wij  zijn inmiddels opgenomen binnen dit BAS-register. Op dit moment zijn wij geregistreerd voor de volgende aandachtsgebieden:

E1: Persoonlijke ontwikkeling van ondernemer en bedrijf. Bijvoorbeeld: u staat met uw bedrijf voor ingrijpende keuzes, welke richting gaat het bedijf op naar een duurzame 

E2: Horizontale samenwerking tussen bedrijven en sectoren: Denk hierbij bijvoorbeeld aan een langdurig samenwerkingsverband tussen een akkerbouwer en een veehouder.

A2: Gezonde bodem, water en teeltsystemen: Bijvoorbeeld om alle vraagstukken rondom uw bodem, waarbij we samen met u zoeken naar uitgangspunten voor een duurzame bodem.

De exacte invulling van het adviestraject vindt in overleg met u plaats (maatwerk). Dit dient echter wel binnen bovengenoemde aandachtsgebied te vallen.

De eerst volgende openstelling zal plaatsvinden in april / mei

Heeft u hier belangstelling voor, meld het dan tijdig bij ons aan!


Verhuur van percelen? Zet afspraken op papier!

Helaas komen wij ook dit jaar weer tegen dat op het einde van het huurperiode tussen verhuurders en huurders van percelen discussie ontstaat over “afspraken” die gemaakt zijn. Dit kan over uiteenlopende zaken gaan.

Veelal zien wij dat de afspraken dan niet op papier staan en is het dus lastig te achterhalen wat er bij de aanvang van de huurperiode exact bedoeld is.

Wanneer u percelen huurt en/of verhuurd in het kader van vruchtwisseling dan heeft u met elkaar afspraken gemaakt over betalingsrechten, bemesting, oppervlakte, gebruik, prijs en betaling en mogelijk andere zaken. Leg daarom altijd de afspraken vast in een document. Dit kan in vele vormen. Informeer bij ons naar de mogelijkheden.



Perceelsopgave 2021, begin tijdig!

 

Wij zijn voor onze klanten alweer volop begonnen met het registreren van de percelen 2021. Dit geeft voor ons een spreiding van de werkzaamheden tot 15 mei en de klant heeft er tijdens de voorjaarswerkzaamheden geen omkijken meer aan. Wanneer op uw bedrijf afgelopen najaar de BGT-check heeft plaatsgevonden, z dan zijn de uitkomsten daarvan zichtbaar in “mijn percelen”. Toch is het zaak deze goed te controleren waardoor u niet voor verassingen komt te staan.

De gecombineerde opgave zelf gaat dit jaar weer open vanaf 1 maart tot en met 15 mei.

Wanneer er betalingsrechten moeten worden overgedragen naar bijvoorbeeld een huurder van uw perceel, dan is deze overdracht ook al mogelijk. Let wel op dat de melding overdracht 52 dagen geldig is. Sluit met de huurder dan ook kort dat deze hem binnen de 52 dagen ter bevestiging ondertekend.

Bereken goed of u uitkomt met uw betalingsrechten. Houdt daarbij rekening met uw eigen percelen, gehuurde percelen en de  percelen die u verhuurd. Mocht u meer hectares hebben dan betalingsrechten of juist meer betalingsrechten dan de hectares? neem dan tijdig contact met ons op! zodat wij deze eventueel aan anderen kunnen koppelen.

Gaat u Mais op zand telen? Nu registreren voor 15 februari

 

Vanaf 2021 is de teelt van mais op zand- en lössgrond alleen toegestaan, indien het betreffende perceel uiterlijk 15 februari bij RVO is aangemeld. Zoals eerder aangegeven, mag op de gemelde percelen pas vanaf 15 maart drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib worden aangewend. Percelen met biologische mais en suikermais onder folie zijn uitgezonderd. Voor het aanwenden van vaste mest en steekvast zuiveringsslib gelden geen extra beperkingen.

Op een perceel dat niet uiterlijk 15 februari is aangemeld, is in het betreffende jaar geen maisteelt toegestaan. Dit geldt ook voor percelen grasland waarop later dat jaar mais wordt geteeld. Het is daarom verstandig om bij twijfel een perceel altijd aan te melden voor 15 februari.

Het wordt mogelijk een eerdere melding in te trekken (t/m 15 maart). Vanaf het moment dat de melding is ingetrokken is het weer toegestaan om drijfmest en/of vloeibaar zuiveringsslib aan te wenden vanaf 16 februari. Maisteelt is dat jaar op dat perceel dan niet meer toegestaan.

Als u voor 15 februari een maisperceel hebt opgegeven, maar er blijkt dat u er toch geen mais op gaat telen en u vergeet hem weer af te melden, dan is er in principe niets aan de hand, mits u er tussen 15 februari en 15 maart geen drijfmest op hebt uitgereden.