Om vanaf
2023 basispremie te kunnen ontvangen, moet aan diverse basisvoorwaarden worden
voldaan. Deze basisvoorwaarden worden ook wel “conditionaliteit” genoemd.
Alleen
bedrijven die aan de voorwaarden voor de basispremie voldoen kunnen vervolgens
in aanmerking komen voor de vrijwillige steun vanuit de Eco-regelingen en/of
Agrarisch natuur- en landschapsbeheer (Anlb). Volgens de
huidige inschattingen zal de basispremie ongeveer € 235,- per hectare gaan
bedragen.
De
voorwaarden voor de basispremie (conditionaliteit) bestaan uit:
- Beheerseisen, de randvoorwaarden
- Normen voor een “goede landbouw- en
milieuconditie” van de grond. (GLMC’s)
GLMC’s
Vanaf 2023
gaan waarschijnlijk 9 GLMC’s gelden. Hieronder leggen wij per GLMC uit wat deze
inhoudt en wat de gevolgen kunnen zijn. In de laatste EU- verordenig is GLMC 5
komen te vervallen. Deze GLMC gaat over het duurzaam beheer van Nutriënten.
GLMC 1
Behoud van blijvend grasland
Het doel van
deze voorwaarde is om het aandeel blijvend grasland op peil te houden.
Aangezien in de concept-EU-verordening wordt aangegeven, dat het hier gaat om
‘een verhouding blijvend grasland ten opzichte van het landbouwareaal’ lijkt
deze voorwaarde vergelijkbaar te worden met de huidige ‘blijvend graslandeis’
die op landelijk niveau van toepassing is.
GLMC 2 Bescherming
van veengebieden en wetlands
De mogelijke
gevolgen van deze maatregel zijn nog niet bekend, maar kunnen wel grote
gevolgen hebben voor de desbetreffende gebieden. In het ‘Concept Nationaal
Strategisch Plan’ is aangegeven dat een scheur-/ploegverbod ingesteld kan
worden en/of alleen grasland en een natte teelt wordt toegestaan. Hierbij is
een gebiedsgerichte vergoeding mogelijk.
GLMC 3
Verbod op het verbranden van stoppels
Het
verbranden van (stro)stoppels is in Nederland al verboden.
GLMC 4
Bufferstroken
Deze
voorwaarde houdt in, dat langs ‘waterelementen’ een bufferstrook van 3 meter
moet komen te liggen. Op de bufferstroken mogen geen meststoffen en
gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt.
Uitzondering gebieden met veel sloten
Voor
gebieden met veel sloten kan een uitzondering gemaakt worden. Deze uitzondering
kan mogelijk voor bepaalde gebieden in Nederland gaan gelden. Of dit ook voor
heel Nederland van toepassing zal/kan zijn is niet bekend. Deze onzekerheid
maakt dat de impact van deze voorwaarde nog niet is in te schatten.
GLMC 6
Erosie tegengaan
Het
tegengaan van erosie geldt voor gronden met een bepaald hellingspercentage.
Deze regels zijn binnen het huidige GLB met name van toepassing voor percelen
in de provincie Limburg. De verwachting is dat de voorwaarden vergelijkbaar
worden met de huidige regels om erosie tegen te gaan.
GLMC 7
Minimale bodembedekking
In de
concept-EU-verordening is opgenomen dat in de ‘meest gevoelige periode(n)’ geen
kale grond mag voorkomen. Het lijkt erop dat de teelt van (vang)gewassen in de
winterperiode meer verplicht gaat worden. Daarbij is de belangrijke vraag hoe
breed deze verplichting gaat gelden: hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met
gewassen die (heel) laat in het jaar worden geoogst (bijv. bieten).
GLMC 8
Gewasrotatie en diversificatie
Op bouwland
wordt het toepassen van gewasrotatie een basiseis. Bij gewasrotatie moet op
perceelniveau jaarlijks een ander gewas worden geteeld. Verplichte gewasrotatie
geldt niet bij meerjarige gewassen, grassen en ander kruidachtige
voedergewassen en braakliggend land.
In bepaalde
gebieden kan ook gekozen worden voor vruchtwisseling met peulvruchten of
gewasdiversificatie (huidige vergroeningseis). Iedere lidstaat mag zelf bepalen
of en hoe deze mogelijkheid wordt ingevuld.
Inzet rustgewassen?
Nederland
moet nog besluiten hoe deze voorwaarde, onder Nederlandse omstandigheden, kan
worden ingevuld. Hierbij wordt nadrukkelijk bekeken wat de opties zijn van
rustgewassen (mede vanwege klimaat-, bodem- en wateropgaven). De impact van
deze maatregel is nu nog niet in te schatten en zal ook per bedrijf behoorlijk
verschillend zijn.
Vrijstelling
Bedrijven
met tenminste 75% grasland of minder dan 10 ha bouwland en biologische
bedrijven zijn vrijgesteld van deze eis.
GLMC 9
Niet-productieve oppervlakte of landschapselementen
Bedrijven
worden verplicht om een minimum aandeel niet-productieve oppervlakte of
landschapselementen aan te leggen of in stand te houden. Niet-productieve
oppervlakte en landschapselementen zijn bijvoorbeeld groene braak, bufferstroken,
gras- en akkerranden, oeverranden, sloten, houtopstanden en houtwallen.
Hierbij zijn
drie opties mogelijk t.a.v. de minimumeisen voor niet-productieve oppervlakte:
- 4% van de oppervlakte bouwland.
- 7% van de oppervlakte
bouwland bestaande uit:
- Tenminste 3% middels niet-productieve oppervlakte of
landschapselementen.
- Maximaal 4% middels vanggewassen of
stikstofbindende gewassen. Beide hebben een weegfactor van 0,3.
3. 7%
van de oppervlakte bouwland bestaande uit:
- Tenminste 3% middels niet-productieve oppervlakte of
landschapselementen.
- Maximaal 4% met maatregelen die ook binnen de ‘ecoregeling’
meetellen.
Maatregelen binnen ecoregeling
De tweede en
derde optie zijn grotendeels gelijk aan elkaar. Het belangrijke verschil is,
dat bij de derde optie de genoemde maatregelen ook ingezet kunnen worden binnen
de ‘ecoregeling’. Als deze maatregelen worden toegepast binnen de
conditionaliteit, dan mogen deze maatregelen ook meetellen bij het
puntensysteem van de ‘ecoregeling’.
Inzet verplichte bufferstroken?
Op dit
moment is nog niet bekend of de eventuele verplichte bufferstroken langs sloten
(zie GLMC 4) ook ingezet kunnen worden om te voldoen aan de conditionaliteit.
Als de bufferstroken (in bepaalde gebieden) verplicht worden, is dit echter wel
onze verwachting, aangezien bestaande sloten en landschapselementen ook mee
mogen tellen. Daarnaast kunnen op dit moment, onder voorwaarden, ook de
verplichte teeltvrije zones als akkerrand meetellen binnen de huidige
EA-vergroeningseis (ecologisch aandachtsgebied).
Effecten op bedrijfsniveau
Van diverse
GLMC’s is nog lastig aan te geven wat de effecten op bedrijfsniveau zullen
zijn. Dit hangt grotendeels af van de exacte Nederlandse invulling. Wel is
duidelijk dat bedrijven meer inspanning zullen moeten leveren om aan de
voorwaarden van de basispremie te kunnen voldoen. Vooral GLMC 4, 8 en 9 zullen
naar verwachting in ons werkgebied een behoorlijke impact hebben. Terecht wordt
door verschillende oragnisaties dan ook de vraag gestelt of agrariers bereid
zijn bovenstaande inspanningen te leveren tegen de vergoeding die er tegenover
staat.
Daarentegen
heeft nederland de verplichting dit GLB uit te voeren omdat het onderdelen
bevat vanuit verschillende europeese akkoorden, zoals het klimaatakkoord.
Het is voor
de Nederlandse beleidsmakers dan ook van belang dat het gros van de Nederlandse
landbouw mee doet aan het GLB. Dat laatste biedt perspectief voor een nog meer
praktische benadering.