woensdag 21 oktober 2020

Nieuws vanuit bemiddeling Productierechten.

Fosfaatrechten:

Op dit moment is de prijs van fosfaatrechten aan de forse kant. Wij merken dat ook in het aantal transacties. Potentiële kopers zijn dan ook afwachtend. Wel beginnen er steeds meer transacties van leaserechten plaats te vinden. Moet u voor het einde van het jaar nog fosfaatrechten bijkopen of leasen, wacht dan niet te lang. Onze ervaring is dat vooral in de laatste week van het jaar de markt(prijs) heel grillig kan zijn.

 LLB’s:

Vanaf de zomer hebben wij alweer enkele partijen LLB’s voor het teeltseizoen 2021 verhandeld. De prijs op dit moment lijkt vrij stabiel. Ook worden er partijen LLB’s gehuurd en verhuurd. Sinds dit jaar beschikken wij over een contractvorm die wij in samenspraak met de buitendienstmedewerker van COSUN hebben ontwikkeld waarin de verhuur van LLB’s duidelijk wordt vastgelegd.

Extern salderen door middel van verleasen.

Het verleasen van stikstofruimte is onlangs toegestaan in de provincies Flevoland, Gelderland, Limburg, Noord-Brabant, Zeeland en binnenkort in Overijssel. Waarschijnlijk volgen de overige provincies op een later moment. Verleasen van stikstofruimte is een vorm van extern salderen, waarbij de stikstofruimte tijdelijk wordt overgedragen. De saldo-ontvanger mag maximaal 70% van de stikstofruimte (stikstofdepositie) gebruiken. Na afloop van de leaseperiode mag de saldogever in principe de volledige stikstofruimte weer benutten.

Bedrijven die (tijdelijk) niet alle stikstofruimte (lees ammoniakemissie c.q. stikstofdepositie) waarvoor toestemming is verleend benutten, kunnen onder voorwaarden deze stikstofruimte verleasen. Een bedrijf kan er bijvoorbeeld voor kiezen om tijdelijk een stal leeg te laten staan en de tijdelijk vrijgekomen stikstofruimte te verleasen.

(Ver)leasen is alleen mogelijk voor tijdelijke activiteiten en daardoor niet mogelijk voor bijvoorbeeld het houden van dieren op een landbouwbedrijf. Onder tijdelijke activiteiten vallen bijvoorbeeld aanleg- en bouwwerkzaamheden.

Bij verleasen mag de saldo-ontvanger 70% van de stikstofdepositie gebruiken (vanwege 30% korting). Na de leaseperiode wordt, als de tijdelijke activiteit bij de saldo-ontvanger is beëindigd, de tijdelijke beperking van de saldogever opgeheven. De saldo-ontvanger mag in principe weer 100% van zijn tijdelijk overgedragen stikstofruimte zelf benutten.

Extern salderen mogelijk in sommige provincies.

 

In de PAS periode was extern salderen niet toegestaan, inmiddels is het extern salderen nu mogelijk in de provincies Limburg, Flevoland, Noord-Brabant, Zeeland en binnenkort Overijssel. Het extern salderen is mogelijk zowel binnen als buiten de landbouw. In deze nieuwsbrief proberen we uit te leggen wat het extern salderen inhoudt.

De aanvraag voor extern salderen moet worden gedaan bij de provincie, waarin het bedrijf is gelegen waarvoor de aanvraag wordt ingediend. Of extern salderen ook mogelijk is met een bedrijf dat in een andere provincie ligt, is wel afhankelijk van de andere provincie. Indien de andere provincie extern salderen niet heeft opengesteld zal dit lastiger en soms onmogelijk zijn. De volgende bedrijven kunnen de stikstofruimte niet via extern salderen overdragen:

             Deelnemers aan de ‘Subsidieregeling sanering varkenshouderij’.

             Deelnemers aan de stoppersregeling ‘Actieplan ammoniak’.

             Bedrijven die meer dan 1 km van een Natura 2000-gebied liggen en tussen 1 juli 2015 en 1 juli 2018 zijn gestopt met het houden van dieren.

Daarnaast is aangegeven dat een aantal provincies werken met een zone rondom Natura 2000-gebieden waarin extern salderen niet mogelijk is. Welke gebieden dit betreft is nog niet bekend.

 

Om extern te kunnen salderen (als saldo-gever) moet eerst bekend zijn hoeveel stikstofruimte (per Natura 2000-gebied) extern gesaldeerd kan worden. Voor deze berekening is o.a. de referentiesituatie van belang. Daarnaast zal het bedrijf, dat niet volledig stopt, moeten bepalen met welk deel van de stikstofruimte extern gesaldeerd kan worden. Wanneer bijvoorbeeld een melkveehouder met varkens met de varkenstak stopt, dan moet de stikstofruimte (stikstofdepositie) van de varkenstak bepaald worden.

Bedrijven die zijn uitgebreid middels een PAS-melding of -vrijstelling hebben voor hun activiteiten geen onherroepelijke natuurvergunning en zullen daardoor terugvallen op hun eerdere natuurvergunning of referentiesituatie.

Bij extern salderen wordt de over te dragen stikstofdepositie met 30% gekort.

Nu met extern salderen stikstofruimte overgenomen kan worden van veehouderijbedrijven kunnen landbouwbedrijven, die nog geen benodigde natuurvergunning hebben, hier mogelijk gebruik van maken. Aangezien de stikstofdepositie op alle relevante Natura 2000-gebieden niet mag toenemen is het overnemen van de stikstofruimte van een ‘in de buurt liggend bedrijf’ het meest interessant.

Ook bedrijven buiten de landbouw kunnen met extern salderen stikstofruimte aanschaffen. Er is immers geen schot tussen stikstofdepositie door ammoniakemissie en overige N-emissie. Aangezien de ‘handel in stikstofruimte’ een vrije markt is (binnen de regels van extern salderen), hebben kapitaalkrachtige bedrijven meer financiële mogelijkheden om stikstofruime aan te schaffen. Zeker als relatief weinig stikstofruimte nodig is voor de geplande activiteiten.

Afspoelingsmaatregelen voor ruggenteelt op klei en löss vanaf 2021.

Vanaf 2021 moeten bij ‘ruggenteelten’ op klei- en lössgrond afspoelingsbeperkende maatregelen worden genomen. Volgens de meest recente ontwerpwijziging kan een teler, naast drempels en greppels ook kiezen voor sleuven of een onbesmette akkerrand.

De aangekondigde maatregelen gelden voor alle percelen met ruggenteelten op klei- en lössgronden die grenzen aan een watergang. Volgens de toelichting gaat het hierbij om ‘alle teelten waarbij het gewas in opgehoogde stroken aarde wordt geteeld, waarbij te denken valt aan aardappels, asperges, wortels, witlof, bollen en dergelijke’.

Volgens de wetgever zijn er drie opties, waaruit gekozen kan worden om aan de verplichtingen te voldoen:

1) Aanbrengen van drempels tussen de ruggen.

2) Graven of frezen van greppels of sleuven.

3) Aanleg van een onbesmette zone/akkerrand van minimaal 3 meter breed.

Drempels: De drempels moeten minimaal 5 cm hoog zijn en moeten tussen de ruggen op gelijke afstand maximaal 2 meter uit elkaar op het gehele perceel worden aangebracht. In de toelichting staat aangegeven dat de drempels 5 tot 10 cm hoog moeten zijn en dat de minimale afstand 40 cm moet zijn. De drempels moeten aangelegd worden bij het aanleggen van de ruggen. Zodra het gewas gesloten is, volgens de toelichting, zijn de drempels niet meer nodig. Bij dreigende gewasschade door extreme neerslag mogen de drempels tijdelijk worden verwijderd. De vraag is echter wel hoe dat praktisch vormgegeven moet worden.

Greppels of sleuven: In de eerdere conceptwijziging was aangegeven dat ook een greppel was toegestaan ‘evenwijdig aan en op minimaal 1 meter van de watergang met een minimale breedte van 50 cm en een minimale diepte van 30 cm’. In de meest recente conceptwijziging zijn deze specifieke voorschriften verdwenen. Wel is nu opgenomen dat deze greppels ‘in niet-extreme weersomstandigheden het water tegenhouden van het gehele perceel en bij deze omstandigheden niet op een watergang afwateren’.

Meer informatie in toelichting: Volgens de toelichting kan gekozen worden voor greppels of infiltratiesleuven die bij normale weersomstandigheden het afstromende water opvangen en niet afwateren op de watergang. De greppels moeten tussen de 30 en 50 cm breed en 30 en 40 cm diep zijn en mogen parallel of haaks op de watergang worden geplaatst. Daarnaast is ook een smalle sleuf van 10 tot 15 cm breed en 70 tot 90 cm diep toegestaan. De sleuf mag parallel aan de watergang worden aangelegd of als ringsleuf om het gehele perceel. Eventueel mag een overloopbuis worden aangelegd die bij extreme neerslag afwatert op de watergang.

Eigen inzicht, voorkomen afspoeling: De regelgeving biedt ruimte voor eigen inzicht t.a.v. de aanleg van greppels of sleuven. De greppels en sleuven zullen echter zo aangelegd moeten worden, dat het gevaar op afspoeling vanaf de ruggen maximaal voorkomen wordt.

Onbemeste akkerrand: Nieuw toegevoegd is de mogelijkheid van een onbeteelde en onbemeste zone langs de watergang van minimaal 3 meter breed. Deze ‘akkerrand’ mag, volgens de toelichting, niet gebruikt worden voor een akkerbouwmatige teelt. Wel mag op de strook kruidenrijk grasland en bloemenstroken. worden geteeld.

Wellicht is het ook mogelijk om deze stroken te gebruiken voor de invulling van de EA-verplichting in het kader van de vergroening. Het zou echter kunnen dat deze ‘verplichte’ stroken hiervan worden uitgesloten, zoals ook het geval is bij het verplichte vanggewas na mais op zand- en lössgrond. Daarnaast is het nog niet duidelijk of het gewas voor de voederwinning geoogst mag worden.


Mais op zand en löss: meldplicht en drijfmest later uitrijden.

 

Volgens de meest recente ontwerpwijziging is vanaf 2021 de teelt van mais op zand- en lössgrond alleen toegestaan, indien het betreffende perceel uiterlijk 15 februari bij RVO is aangemeld. Zoals eerder aangegeven, mag op de gemelde percelen pas vanaf 1 april drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib worden aangewend. Percelen met biologische mais en suikermais onder folie zijn uitgezonderd. Voor het aanwenden van vaste mest en steekvast zuiveringsslib gelden geen extra beperkingen.

Op een perceel dat niet uiterlijk 15 februari is aangemeld, is in het betreffende jaar geen maisteelt toegestaan. Dit geldt ook voor percelen grasland waarop later dat jaar mais wordt geteeld. Het is daarom verstandig om bij twijfel een perceel altijd aan te melden.

Het wordt mogelijk een eerdere melding in te trekken (t/m 31 maart). Vanaf het moment dat de melding is ingetrokken is het weer toegestaan om drijfmest en/of vloeibaar zuiveringsslib aan te wenden vanaf 16 februari. Maisteelt is dat jaar op dat perceel dan niet meer toegestaan.

Vang- of wintergewas na snijmais op zand- en Löss

Wanneer u snijmais teelt op zand- en löss gronden, dan bent u verplicht om na de snijmais een vanggewas te zaaien. U heeft hierbij 3 opties:

•Direct na de oogst en uiterlijk op 1 oktober één van de volgende gewassen telen: gras, winterrogge, bladkool, bladrammenas, wintertarwe, wintergerst, triticale en Japanse haver. Het vanggewas mag pas vanaf 1 februari worden vernietigd.

•In de periode van 1 t/m 31 oktober één van de volgende gewassen (wintergranen) telen: spelt, triticale, winterrogge, -tarwe of -gerst. Deze gewassen moeten het volgende jaar als hoofdteelt worden geteeld en geoogst en mogen dus niet vanaf 1 februari worden vernietigd.

•Onderzaai van één van de bovengenoemde gewassen. Dit maakt oogst na 1 oktober mogelijk. Praktisch gezien kan dit alleen gras zijn. Ook dit vanggewas mag vanaf 1 februari worden vernietigd.

Wilt u het volgend jaar andere gewassen telen die al in het najaar geplant dienen te worden, zoals bloembollen of winterkool, dan biedt deze wetgeving daar geen mogelijkheden voor! En is volgens de wetgever niet mogelijk

Fosfaatklassen via nieuwe indicatoren. Overgangsregeling verruimd.

 

Vanaf 1 januari 2021 wordt de fosfaatruimte niet meer bepaald op basis van PW-getal (bouwland) of PAL-getal (grasland). Er gaat dan alleen nog gerekend worden met een combinatie van het PAL getal en het PCaCl2 (Fosfaat Calcium Chloride) Op de meeste grondonderzoeken van de laatste jaren wordt deze PCaCl2 vermeld en wordt ook wel “P Plant beschikbaar” genoemd. Wanneer dit getal op een huidig en geldend grondmonster staat, dan is dit vanaf 2021 bepalend voor het bepalen in welk fosfaat klasse het perceel ligt.

Dit geeft voor grasland en bouwland de volgende nieuwe schema’s:

Overgangsregeling voor huidige nog geldende grondmonsters

Voor grondmonsters van voor 31 december 2020 geldt dat de fosfaatklasse volgens de oude of nieuwe methode bepaald mag worden. U kunt een keuze maken wat voor u het gunstigste uitpakt.

Tijdens de gecombineerde opgave dient u de grondmonsters te registreren. U doet dit met: monsterdatum, PW-getal, P-al getal en Plantbeschikbaarheidsgetal.

Geeft u bij de gecombineerde opgave geen grondmonsters door dan valt het perceel automatisch in de fosfaatklasse “hoog”.

Grondgebruik 2021

 Het is ook weer de tijd om invulling te geven aan het bouwplan voor 2021. In onze regio worden dan ook veel percelen gehuurd en verhuurd. Vaak krijgen wij de vraag welke vorm daar het beste bij past en hoe je een en ander op papier zet. 

Wij vinden het belangrijk dat u over alle zaken die met grond te maken hebben met uw huurder/verhuurder afspraken maakt. Dit omdat u volgend jaar tijdens het groeiseizoen niet in een discussies beland, die u van te voren had kunnen bespreken.  Zet vervolgens ook alle afspraken op papier. Wij kunnen u helpen om daar de juiste vorm bij te adviseren zodat u later nooit voor verassingen komt te staan.


Aanpassing perceelgrenzen door BGT

 

Vanaf 1-1-2020 gaat RVO geleidelijk over naar een ander systeem voor registratie van de percelen.  Dit is genaamd; Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT).

De BGT is een Digitale kaart van Nederland waarin alle objecten zoals gebouwen, bouwwerken (spoor) wegen, bermen, wateren en percelen zijn/worden opgenomen.

De input voor deze BGT is afkomstig vanuit allerlei instanties als o.a. Gemeente, Waterschappen, Rijkswaterstaat en dus ook RVO. Deze instanties worden bronhouders genoemd.

Door het gebruik van de BGT wordt door iedere bronhouder dezelfde grens aangehouden. Overlap en witte vlekken zijn daardoor niet meer mogelijk.

Ook alle percelen landbouwgrond worden overgezet naar dit nieuwe BGT. De verwachting is dat er als gevolg daarvan “kleine” aanpassingen in uw percelen kunnen ontstaan.

In ons werkgebied krijgen steeds meer klanten een brief van RVO om de aangepaste percelen te bekijken en te beoordelen. Onze ervaring is dat het zeker zin heeft dit ook werkelijk te doen. Het is namelijk mogelijk om veel onterechte nieuwe perceelgrenzen nog te herstellen. Vanaf 1-1-2020 gaat RVO geleidelijk over naar een ander systeem voor registratie van de percelen.  Dit is genaamd; Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). 


vrijdag 12 juni 2020

Nieuws van bemiddeling Productierechten:


Fosfaatrechten
De bemiddeling in fosfaatrechten vindt het hele jaar door plaats. Zowel voor lease als kooprechten. Op dit moment hebben er landelijk meer Fosfaatrechtentransacties plaatsgevonden dan in de zelfde periode 2019. De 20% afroming bij overdracht blijft volgens de minister nog wel even gehandhaafd en het ziet er voorlopig niet naar uit dat deze terug gaat naar 10%. Wel is het voornemen om bij het verleasen van fosfaatrechten eenmalig per KvK nummer tot maximaal 100 kg netto vrij te stellen van de 20% afroming. Dit is vooral bedoeld om de fosfaatrechtenbalans  makkelijker kloppend te maken.

LLB’s
Afgelopen seizoen, dus voor het teeltseizoen 2020 eindigde uiteindelijk met veel vraag naar LLB’s terwijl er nauwelijks partijen werden aangeboden. Blijkbaar heeft dit te maken met een iets positievere toekomstverwachting van de suikerbietenteelt t.o.v. voorgaande jaren.
Op dit moment krijgen wij al weer de eerste vraag naar partijen LLB’s binnen voor teeltseizoen 2021. Mocht u voornemens zijn om LLB’s te verkopen, neem dan vrijblijvend contact met ons op!

Landbouwportaal Noord-Holland


Binnen het Landbouwportaal Noord-Holland is subsidie te verkrijgen op bovenwettelijke maatregelen welke een positieve invloed hebben op de duurzaamheid van de bodem en het oppervlakte water. Deze subsidie is te verkrijgen in combinatie met een Bodemcoach bezoek aan uw bedrijf. Echter op dit moment is het budget voor deze maatregelen onvoldoende en wordt mogelijk komend najaar weer aangevuld.
Er is echter nog wel budget beschikbaar voor een bezoek van een bodemcoach. Dus wilt u kosteloos een analyse en eventueel advies over uw percelen en de bodemgesteldheid daarvan, dan kunt u zich aanmelden op www.landbouwportaalnoordholland.nl


Advies commissie Remkes inzake de Stikstofproblematiek


Afgelopen maandag 8 juni is het eindrapport verschenen van de commissie Remkes. Deze commissie heeft de stikstofproblematiek onderzocht.
De commissie maakt in haar eindadvies een nadrukkelijk onderscheid tussen de aanpak van NOx(stikstofoxiden) en de aanpak van NH3(ammoniak). Volgens de commissie bevindt NH3 zich in de lagere luchtlagen en slaat daardoor dichter bij de bron neer. Dit pleit voor een gebied specifieke aanpak van NH3 en een meer landelijke aanpak voor NOx aldus de commissie. NOx zijn vooral afkomstig van verkeer, industrie en energiebedrijven en NH3 is vooral afkomstig vanuit de landbouw.
Wat de commissie betreft moet niet alleen in de landbouw maar ook in alle andere sectoren de stikstofuitstoot halveren, dus ook de industrie, energiebedrijven en de mobiliteitssector. Kortom de uitstoot van stikstof in Nederland zal gehalveerd moeten worden om de stikstofproblemen op te lossen.
Voor het halveren van ammoniakemissies vanuit de landbouw adviseert het Adviescollege een gebied specifieke aanpak onder leiding van de provincie. Tevens is er een grondige hervorming van het mestbeleid benodigd. Er zal een duidelijke mineralenbalans moeten komen waarmee de boer moet kunnen aantonen welke stoffen er worden ingebracht en welke stoffen er worden afgevoerd. Min of meer vergelijkbaar met de vroegere MINAS-regeling. Hiernaast wordt in het rapport aanbevolen om alle systemen van rechten en middelvoorschriften af te schaffen zodat ondernemers kunnen sturen op het terugdringen van overmatig gebruik van mineralen, waaronder stikstof.
Verder adviseert de commissie een geavanceerd meetnet te ontwikkelen, waarbij de ammoniakconcentraties in het landelijk gebied zó gemeten worden dat ze kunnen worden herleid naar specifieke emissiebronnen en er sprake is van transparantie. De landbouwsector zelf heeft goede voorstellen gedaan om de stikstofuitstoot vergaand terug te dringen’, zo geeft Remkes aan. Het adviescollege wijst er ook op dat de uitkoop van agrarische bedrijven niet vanzelf bijdraagt aan vermindering van de stikstofuitstoot en roept het kabinet selectief met deze maatregel om te gaan. Om alle maatregelen te kunnen financieren, moet een begrotingsfonds worden opgericht met voldoende geld tot 2040.

Meststoffenwet, doorkijkje naar 2021

Enkele eerder in 2018 aangekondigde wijzigingen met ingangsdatum 1 januari 2021 binnen de mestwetgeving (6e actieprogramma Nitraatrichtlijn) worden gewijzigd doorgevoerd.
Zo gaat de verplichte rijenbemesting van mais op zand- en lössgrond niet door, evenals een verplicht vanggewas na de aardappelteelt. Er komen wat andere alternatieven maatregelen en andere maatregelen worden wat aangepast. Hieronder een opsomming van de meest in het oog springende maatregelen.
Vanggewas aardappelen vervallen
In de conceptwijziging is opgenomen dat het verplichte vanggewas na aardappelen (op zuidelijke zand- en lössgronden) niet wordt ingevoerd. In plaats daarvan wordt de stikstofgebruiksnorm van aardappelen met 65 kg per ha. gekort. Deze korting geldt alleen indien de aardappelen geteeld worden na het vernietigen van grasland. Deze korting geldt echter wel op alle zand- en lössgronden in heel Nederland.
Drempel of greppel in ruggenteelt
In de eerder genoemde conceptwijziging is opgenomen dat vanaf 1 januari 2021, bij de teelt van gewassen in ruggen op klei- en lössgronden, maatregelen genomen moeten worden om afspoeling naar het oppervlakte water te voorkomen. In eerste instantie was in het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijnen alleen de verplichting opgenomen om de afspoeling middels drempels tegen te gaan. In het huidige voorstel is het aanleggen van een greppel ook toegestaan.
Aanleg drempels, tijdelijk doorbreken mag
Op een perceel moet tussen de ruggen meerdere drempels worden aangelegd. De drempels mogen maximaal 2 meter uit elkaar liggen en moeten minimaal 5 centimeter hoog zijn. De drempels moeten in principe de gehele teeltperiode aanwezig blijven, enkel bij een dreiging van extreme weersomstandigheden mogen de drempels tijdelijk worden opgeheven. ‘Tijdelijk’ houdt in dat de drempels die opgeheven zijn, op een later moment weer moeten worden hersteld.
Aanleg greppels
Een perceel mag ook worden voorzien van een greppel die evenwijdig ligt aan de watergang. De greppel moet minimaal 1 meter van de watergang af liggen. De greppel moet minimaal 50 cm breed en 30 cm diep zijn.
Drijfmest op maisland vanaf 1 april
Volgens de conceptwijzigingen mag vanaf 2021 op percelen waar mais wordt geteeld op zand- en lössgrond pas vanaf 1 april worden bemest met drijfmest en vloeibaar zuiveringslib. Voor vaste mest blijft de uitrijperiode gelijk (vanaf 1 februari)
Maispercelen uiterlijk 31 januari melden
Vanaf 1 januari 2021 moeten, volgens de conceptwijzigingen, alle percelen op zand- en lössgrond waarop mais geteeld gaat worden uiterlijk 31 januari zijn aangemeld bij RVO.

De eerder aangekondigde maatregelen vanuit het 6e Actie Programma zijn aangepast omdat ze minder praktisch waren en bij sommige omstandigheden zelfs negatief werkten. De nu voorgestelde maatregelen hebben echter ook hun (soms forse) beperkingen. Dit geldt met name voor de maatregelen bij ruggenteelt. Maar ook het late uitrijmoment van drijfmest op maisland en de vroege melding van de teelt van mais, past niet in alle situaties.
De voorstellen zijn nog niet definitief. De verwachting is echter dat de voorstellen niet of zeer beperk zullen worden aangepast.
Via een openbare consultatie ronde wordt u of uw belangenorganisatie in de gelegenheid gesteld om voor 15 juli een zienswijze te geven n.a.v. deze wijzigingen. Deze consultatie kunt u hier vinden.


Uitrijden van Dierlijke mest, tot wanneer?


Als u straks na of tijdens de hoofdteelt nog een dierlijke mest wilt toepassen, houdt dan de volgende uitrij data goed in de gaten.


¹ Drijfmest en vloeibaar zuiveringsslib op bouwland mag u op alle grondsoorten gebruiken tot en met 15 september als u uiterlijk 15 september van hetzelfde jaar een groenbemester teelt of in het aansluitende najaar bollen plant.
² Bij de aanplant van plantsoen- en fruitbomen mag u vaste dierlijke mest en steek vast zuiveringsslib op bouwland op zand- en lössgrond het hele jaar gebruiken.
Van 1 december tot 1 februari alleen uitrijden van Stro-rijke vaste mest.

Nieuwe Pachtnormen per 1 juli 2020


Onlangs zijn de jaarlijkse nieuwe pachtnormen en veranderpercentages gepubliceerd voor reguliere pachtovereenkomsten. Deze wijzigingen gaan in per 1 juli 2020. De wijzigingen komen tot stand doordat de grondbeloning wordt gekoppeld aan een het vijf jaars gemiddelde inkomen van verschillende sectoren. Voor de veehouderij geldt dat een goed inkomensjaar (2013) is vervangen door een matig inkomensjaar (2018). Terwijl bij de akkerbouw een gemiddeld jaar is vervangen door een boven gemiddeld inkomensjaar (2018). Afhankelijk van de aanwezigheid en verdeling van verschillende sectoren in een regio is dan ook de pachtnorm naar boven of naar beneden bijgesteld. Zo zie je dat in de regio “IJsselmeerpolders” waar verhoudingsgewijs meer akkerbouw is, de pachtnorm met 12% omhoog gaat, terwijl in bijvoorbeeld de regio “Waterland en Droogmakerijen” waar vooral de veehouderij sector vertegenwoordigd is, de pachtnorm met 21% naar beneden is bijgesteld. Deze grote jaarlijkse fluctuaties geeft al jaren stof tot discussie bij zowel pachters als verpachters. Dit is een van de aanleidingen dat de minister heeft aangegeven dat het pachtstelsel hervormd dient te worden. Echter door ander prioriteiten, zoals het Stikstofbeleid zijn de aangekondigde hervormingen wat naar de achtergrond geraakt!


Fosfaatklassen – normen 2020


Omdat wij toch nog veel vragen krijgen over de juiste normen met de bijbehorende PW of PAL getal, plaatsen wij hierbij nogmaals de normen tabel die voor dit jaar geldt.
De afwijkende normen ten opzichte van fosfaatklasse “hoog” mag u alleen toepassen indien u tijdens de gecombineerde opgave het geldige PW of PAL getal ook daadwerkelijk heeft opgegeven.
Wilt u voor 2020 exact weten wat uw resterende gebruiksruimte is en hoe u dat zo effectief mogelijk kan invullen, neem dan vrijblijvend contact met ons op!


Extra 5 kg fosfaat onder voorwaarden
Wanneer u een perceel bouwland heeft dat in de fosfaatklassen “hoog” valt. Dan is een extra fosfaatruimte van 5 kg onder voorwaarden mogelijk. Komt er op neer dat u deze extra 5 kg alleen mag invullen met een mestsoort die zorgt voor meer Organische Stof.
Wanneer u hiervan gebruik wilt maken dan dient de bemesting op het betreffende perceel te bestaan uit minimaal 20 kg Fosfaat/ha uit een van de volgende mestsoorten:
·         * Strorijke vaste mest van Rundvee, Schapen, Geiten of Paarden.
·         * Dikke fractie van Rundveedrijfmest
·         * Champost en Compost.
Voor biologische bedrijven geldt een extra ruimte van 10 kg i.p.v. 5 kg Fosfaat.
Mocht u dit jaar gebruik maken van deze mogelijkheid, dan dient u voor 31 december bij RVO aan te geven op welk perceel u dit heeft toegepast.