Fosfaatrechten
zijn voor vleesveehouders alleen nodig voor jongvee dat bestemd is om een
zoogkoe te worden. Hiervoor is onlangs een beleidsregel gepubliceerd. Hierdoor
is nu duidelijkheid voor welke dieren fosfaatrechten nodig zijn. Belangrijk is
om de juiste diercategorieën te registreren. Op basis van de beleidsregel gaat
RVO voor bepaalde bedrijven de toekenning van de fosfaatrechten opnieuw
beoordelen en zo nodig herzien. Dit kan gevolgen hebben voor de reeds verkochte
rechten. Ook gaat RVO nu allerlei lopende zaken afhandelen.
In de
beleidsregel is opgenomen dat fosfaatrechten nodig zijn voor jongvee, dat
bestemd is om zoogkoe te worden.
In de
toelichting wordt in dit kader aangegeven dat voor jongvee, dat nooit een kalf
krijgt en dus alleen wordt gehouden voor de productie van vlees, geen
fosfaatrechten nodig zijn. Het wel of niet afkalven is dus een belangrijk
criterium bij het bepalen of voor jongvee voor de vleesveehouderij wel of geen
fosfaatrechten nodig zijn.
Zowel voor
de melkveehouderij als de vleesveehouderij geldt nu dat fosfaatrechten nodig
zijn voor jongvee dat bestemd is om melkkoe respectievelijk zoogkoe te worden.
Het al dan niet krijgen van een kalf is hierbij (achteraf) een belangrijk
controlepunt.
RVO heeft
ook aangegeven dat een dier, dat allereerst bestemd was voor de slacht, maar
alsnog afkalft, vanaf het begin wordt gezien als jongvee dat bestemd is om een
melk- of zoogkoe te worden. Voor deze dieren zijn met terugwerkende kracht
fosfaatrechten nodig. Dit geldt ook indien deze dieren zijn afgevoerd en op een
ander bedrijf afkalven.
Een bedrijf
heeft voor de volgende dieren fosfaatrechten nodig:
- Melk- en kalfkoeien. Dit zijn koeien die tenminste eenmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden, met inbegrip van koeien die drooggezet zijn en koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken (cat. 100).
- Jongvee jonger dan één jaar, dat bestemd is om melkkoe of zoogkoe te worden en fokstieren jonger dan 1 jaar (cat. 101).
- Jongvee van 1 jaar en ouder dat bestemd is om melkkoe of zoogkoe te worden (cat. 102).
Op sommige
bedrijven zijn voor bepaalde dieren fosfaatrechten toegekend, wat, op basis van
de nieuwe beleidsregel, achteraf niet terecht blijkt te zijn. Dit geldt met
name voor vrouwelijk jongvee op een zoogkoeienbedrijf dat uiteindelijk niet
heeft gekalfd. RVO gaat op basis van deze beleidsregel na of de fosfaatrechten
terecht zijn toegekend. Wanneer dit niet het geval is, dan wordt de beschikking
van de fosfaatrechten herzien. Deze bedrijven ontvangen een nieuwe beschikking
met minder fosfaatrechten.
Indien een
bedrijf alle eerder toegekende fosfaatrechten heeft verkocht, dan zal de
transactie van fosfaatrechten teruggedraaid moeten worden. Het is nog niet
bekend of RVO dit automatisch doet. Indien een bedrijf een gedeelte van de
toegekende fosfaatrechten heeft verkocht, is dit ‘geen probleem’, mits het
aantal verkochte rechten lager is dan op basis van de herziene beschikking
wordt toegekend. Het bedrijf houdt dan zelf minder fosfaatrechten over voor het
eigen bedrijf.
Nu helder is
voor welke dieren fosfaatrechten nodig zijn, kan RVO nu veel lopende zaken
afhandelen die, gezien de onduidelijkheid, zijn aangehouden, zoals:
- Bezwaarschriften op de beschikking fosfaatrechten.
- Aanvragen voor toekenning fosfaatrechten, voor (vleesvee)bedrijven die nog geen beschikking hebben ontvangen.
- Meldingen voor overdracht van fosfaatrechten.
Later in het
jaar kunnen zoogkoeienhouders, onder voorwaarden, kiezen voor een vrijstelling
van het fosfaatrechtenstelsel. Eén van de voorwaarden is dat de toegekende
fosfaatrechten (eventueel na herziening) worden ingeleverd. Deze regeling zal
niet eerder dan over drie maanden in werking treden. Inmiddels is het ontwerp
van deze regeling gepubliceerd. In een volgend bericht zal deze
vrijstellingsregeling worden uitgewerkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten